Wooncrisis - winsteconomie
1 juni 2023
‘Plannen zijn leuk, maar sinds de
landelijke golf aan demonstraties in
2021 en 2022 is er niets veranderd
aan de woonsituatie van miljoenen
Nederlanders. Het aantal dak- en
thuisloze mensen is niet
afgenomen, de beschikbaarheid
van sociale huurwoningen is niet
toegenomen en miljoenen huurders
leven iedere dag met de gevolgen
van veel te dure, tijdelijke
contracten in de vrije sector.
Ondertussen staan er in
binnensteden door heel het land
talloze panden leeg, ten behoeve
van grote retailbedrijven en
vastgoedbeleggers.’
Dit stond op de website van het
woonprotest, dat afgelopen februari
weer in groten getale door
Amsterdam kwam. Het zijn
pijnlijke, maar feitelijke
constateringen. Terwijl er
recordleegstand is in Nederland
(200.000 leegstaande woningen)
loopt het woningtekort alsmaar op.
Wij leven onder een systeem
waarin woningen voornamelijk
gezien worden als
investeringsobjecten, in plaats van
als plekken waar mensen kunnen
leven. Het gevolg hiervan is dat
huizenprijzen de pan uit rijzen en
dat er steeds minder betaalbare
woningen beschikbaar zijn voor
mensen met een lager inkomen.
Woningen zijn handelswaar.
We zien dat minister de Jonge de
laatste tijd veel in het nieuws is
met initiatieven als boetes voor
verhuurders die teveel huur
vragen, regulering van de midden-
huren en het opzetten van grote
nieuwbouwprojecten. Een druppel
op de gloeiende plaat van het
wanstaltige woningbeleid dat
decennialang wordt gevoerd. Het
‘interessant maken van de
huurmarkt’ voor buitenlandse
investeerders heeft zijn vruchten
afgeworpen voor grote
investeringsmaatschappijen, maar
is tegelijkertijd desastreus geweest
voor de woning- en huurprijzen
voor arbeiders.
Het idee wil wel eens ontstaan alsof
de woningcrisis een probleem van
deze tijd is en veroorzaakt wordt
door dezelfde extreme
omstandigheden waarmee wij ons
verder geconfronteerd zien: de
stikstofcrisis, vergrijzing, noem het
maar op en het wordt aangevoerd
als oorzaak van de steeds grotere,
groeiende woningnood. Wij weten
echter dat de woningnood niet een
vreemd verschijnsel is, maar juist
een alomtegenwoordig en zelfs
logisch bijproduct van het
kapitalistische systeem.
Maar het kan ook anders. Onder
socialistische systemen is het
eigendom van huizen in handen
van de gemeenschap, in plaats van
individuele investeerders. Dit
betekent dat het belang van
mensen in een fatsoenlijke plek om
te wonen voorop staat, in plaats
van het belang van een kleine
groep investeerders. Men dient te
bouwen met het oog op kwaliteit en
betaalbaarheid, in plaats van op
winst. Dan hoeven mensen zich
geen zorgen meer te maken over
betaalbare huisvesting.
Hoe komen we tot zulke
oplossingen, oplossingen die voor
eenieder werken? Daarvoor kunnen
wij bijvoorbeeld inspiratie uit het
verleden halen. De zogeheten
‘kommoenalki’ waren gedeelde
woningen die ten tijde van de
Sovjet-Unie gemeengoed waren.
De gemeenschapswoningen
ontstonden vlak na de
Oktoberrevolutie van 1917
vanwege de enorme woningnood
die het land teisterde. Bij gebrek
aan geld en tijd om nieuwe
woningen te bouwen, besloten de
bolsjewieken de veelal grote en
luxueuze huizen van de adel en
bourgeoisie te onteigenen en ze
vervolgens te laten bewonen door
meerdere arbeidersgezinnen. Na
het ontstaan van de Volksrepubliek
China werd huisvesting
gegarandeerd via de ‘danwei’
(werkeenheden) – multifunctionele
stedelijke instellingen die
verschillende aspecten van het
levensonderhoud omvatten. Elke
‘danwei’ creëerde zijn eigen
huisvesting - naast kinderopvang,
scholen, klinieken, winkels,
diensten, postkantoren, enzovoort.
We kunnen zelfs lering trekken uit
onze eigen geschiedenis, zoals uit
de fraaie sociale woningbouw in
Nederlandse steden. Kijk
bijvoorbeeld naar het jaar 1921,
het eerste jaar dat de SDAP een
einde maakte aan jarenlange
liberale dominantie in de hoofdstad
en de sociale woningbouw datzelfde
jaar ongeveer vertienvoudigde.
Deze voorbeelden laten zien dat de
woningnood het best kan worden
opgelost door volkshuisvesting
voorop te zetten. Bouwen met het
oog op winst zorgt slechts voor het
ontstaan van woningbouw voor hen
die het kunnen betalen - en dan
komt sociale bouw altijd achterop
te liggen. De Rode Morgen stelt dat
je van arbeiderslonen moet kunnen
wonen. De woonstrijd moet
verbonden zijn met de
arbeidersstrijd: staken voor hogere
lonen om de woonlasten te kunnen
betalen. In het kapitalisme draait
wonen om winst voor de bedrijven,
aannemers en projectontwikkelaars
– in het socialisme draait het om
goede en betaalbare woningen voor
iedereen zonder winstoogmerk.
Bouwsubsidies geen oplossing
De regering wil bouwsubsidies
geven aan projectontwikkelaars om
de woningbouw te versnellen.
Gesproken wordt over 250 miljoen
algemene bouwsubsidies en 300
miljoen voor flexwoningen.
Kapitalistische economen beweren
dat de markt de meest efficiënte
manier is om goederen te verdelen.
Een planeconomie zou onmogelijk
zijn. Marktwerking
biedt de oplossing: door vraag en
aanbod z’n werk te laten doen,
wordt vanzelf bepaald wat er
geproduceerd moet worden. Maar
deze theorie bewijst zich in de
praktijk niet. We zien in tegendeel
het tegenovergestelde: er is vaak
tekort aan goederen die werkelijk
nodig zijn.
De theorie van marktsuperioriteit
bestaat al zo lang als het
kapitalisme. In werkelijkheid is het
behalen van maximale winst
tegenover de concurrent juist het
probleem om efficiënte distributie
te verwezenlijken. Dit komt onder
andere doordat door deze
concurrentie er veel geld moet
worden gespendeerd aan
marketing - om zoveel mogelijk
klanten te winnen. Het geld
uitgegeven aan marketing wordt op
deze wijze verspild. Doordat
marketing dient als methode om
meer producten te kunnen
verkopen dan de concurrent en niet
om producten te verbeteren of
betaalbaarder te maken.
De hoofdzaak is echter dat de ‘vrije
markt’ helemaal niet bestaat: het
zijn enkele grote
monopolieconcerns –
financierskapitaal – die de dienst
uitmaken. Zij controleren de
productieketen en bepalen de
prijzen. De wezenlijke vragen zijn:
welke economische klasse
produceert er, welke krijgt de
winsten – aan wie behoren de
productiemiddelen? Als wij deze
vragen stellen aan de woningcrisis,
dan stort de mythe van
markteconomie als meest rationale
economie ineen als een
kaartenhuis. De werkers
produceren de huizen. De
kapitalisten verstrekken de
hypotheken of verhuren de huizen.
Je werkt voor de huur of voor de
aflossing van de hypotheek.
Huizen komen er alleen als de
kapitalisten winst maken. Deze
tegenstelling is niet op te lossen
door subsidies te geven aan
projectontwikkelaars. De subsidies
zorgen er voor dat de
projectontwikkelaars meer winst
behalen. Maar daarmee worden de
woningen voor de werkers niet
méér betaalbaar. Marktwerking kan
er niet voor zorgen dat alle werkers
een
betaalbare woning van goede
kwaliteit krijgen. Daar heb je een
socialistische planeconomie voor
nodig – waar geproduceerd wordt
en huizen worden gebouwd in het
belang van degenen die het werk
doen.
wonen
produceert tekorten
voolkshuisvesting voorop - socialisme de voorwaarde